Vader en zoon op missie in de tropen

DAGBLAD TROUW – Mar Oomen beschrijft hoe de katholieke missie haar grootouders en ouders in de greep hield.

Dit boek had best ‘Vaders en zonen’ kunnen heten, ware het niet dat deze titel al enige tijd vergeven is. Mar Oomen, journalist en antropoloog, beschrijft in ‘Missievaders’ de loopbaan van haar vader en grootvader. Beide mannen waren tropenarts en, niet onbelangrijk voor het verloop van de geschiedenis, katholiek.

Het boek is geboren uit tal van onbeantwoorde vragen. Waarom werd er thuis nauwelijks over grote delen van het verleden gesproken? Er moeten, dacht Oomen (1961), ‘dingen’ gebeurd zijn. Welnu, dat blijkt te kloppen.

Kort de feiten. In 1933 vertrekt Janus Oomen, grootvader van de auteur, met zijn vrouw Stans en hun gezin naar Nederlands-Indië. Samen zijn ze overtuigd van de superioriteit van de rooms-katholieke variant van het christendom. Een zelfbewuste missie-arts is hij, een man die naast gezondheidszorg ook geloof wil brengen. ‘Emigranten voor God’, noemt Oomen hen. Dat de tijd van Nederland als koloniale mogendheid op zijn einde liep wisten zij uiteraard nog niet. Voor hen werd er aan de ander kant van de aardbol nog onbekommerd ‘iets groots verricht’.

Tijdens de Japanse bezetting belandt de familie in een kamp. Ze overleven het, net als de chaotische Bersiap-periode daarna. Ervaringen die vreselijk zijn, blijkt uit de beschrijvingen van Oomen, maar die Janus en Stans ook stijven in al hun overtuigingen.

Oudste zoon Dries ontkomt er niet aan om in de voetsporen van zijn vader te treden. Eind jaren vijftig vertrekt hij als tropenarts met zijn vrouw Pauke naar Afrika. Alleen waait de wind inmiddels uit een andere hoek. Kerkelijk geïnspireerde hulp staat in een kwade reuk. Zoetjesaan ook bij Pauke: ‘Zo uit de hoogte en bedillerig’. In 1968 rijdt hij met zijn gezin vanuit Ethiopië naar Nederland. Terug krijgt hij te kampen met manische depressiviteit waardoor normaal functioneren onmogelijk wordt.

Dit is niet een zoveelste familieverhaal. Oomen slaagt er telkens in om haar hoofdpersonen te plaatsen in de maatschappelijke ontwikkelingen waar zij onderdeel van uitmaken. Haar grootouders geeft ze kleur tegen de achtergrond van de katholieke emancipatie in Nederland, haar ­vader Dries wordt bepaald door de jaren zestig. Die voelt in tegenstelling tot zijn vader steeds meer voor door de overheid gefinancierde ontwikkelingssamenwerking. “Missionaris was opeens een vies woord geworden. Wilde je bij de tijd zijn dan noemde je jezelf ontwikkelingswerker”, tekent ­Oomen op. Ook daarvan weten we inmiddels de afloop.

Verstehen slaat Oomen hoger aan dan (ver)oordelen. Zo blijft zij gelukkig uit de buurt van modieus geklets over witte schuld. Niet dat Oomen onkritisch is, zeker niet. Zo schetst zij haar grootouders als echtpaar dat met de beste bedoelingen aan de slag gaat. Tegelijkertijd zijn zij typerend voor de ‘geborneerde blanke arrogantie’, zoals de Leidse historicus J.J. Woltjer de Nederlandse koloniale houding ooit omschreef. Janus en Stans bleven ‘geklonken aan de imperialistische macht’, merkt Oomen op. Iets wat scherp blijkt uit Stans’ onvermoeibare pogingen om de bewoners van ‘hun’ dorp ­Tomohon de reidansen aan te leren die ze opdeed in de katholieke jeugdbeweging. Paternalisme ten top.

IJzeren greep

Een van de hoofdthema’s is zoals gezegd de verhouding tussen vader en zoon. Door dit psychologische krachtenspel krijgt het boek een extra kwaliteit. De ware tragiek is dat haar vader Dries er niet in slaagt zich te ontworstelen aan de ijzeren greep van diens vader Janus. Diens missiedrang richt zich niet enkel op de verre naaste. Zoon moet afmaken waarmee vader begonnen was. Dat wreekt zich op dramatische wijze. Onzeker en belast met een kwakkelende psyche raakt hij in de knoop met zichzelf en zijn omgeving. De bekroning van zijn loopbaan is niet het hoogleraarschap tropengeneeskunde, zoals zijn vader zo vurig wenste, maar een veredeld bijbaantje als schrijver van lemma’s in een compendium.

Dit boek is af, concludeert de lezer die onder aan de laatste pagina is beland. Oomen is gedetailleerd waar het moet, maakt vaart waar het kan. Niet meer dan vier hoofdpersonen telt het boek: haar grootouders en haar ouders. Op die vier houdt ze krachtig greep. Een beperking is dat niet, integendeel. In driehonderd pagina’s werpt Oomen licht op een al bijna vergeten deel van het recente verleden, en geeft ze een indringend beeld van wat het streven om de wereld te verbeteren met mensen kan doen.

Mar Oomen
Missievaders, een familiegeschiedenis van katholieke wereldverbeteraars
Atlas Contact; 312 blz. € 22,99

Deze recensie verscheen op 16 november 2019 in dagblad Trouw, Letter & Geest